Communicatie met onze toekomstige leiders
In mijn praktijk praat ik met volwassenen die zichzelf ondermijnen. Uit onzekerheid klampen ze zich vast aan schijnhouvasten. Het functioneren gaat steeds moeilijker. Op een gegeven moment lopen ze vast. Waar ze behoefte aan hebben is aan inzicht in hun innerlijke dynamiek en aan een constructieve omgang met zichzelf. Het schort hen aan een welgevormde relatie met zichzelf, om het in jargon uit te drukken. Wat tijdens gesprekken zichtbaar worden, zijn diep gelegen gevoels-, denk- en gedragspatronen, aangelegd tijdens de
kinderjaren. Want hoe kan het dat een mens zichzelf gaat ondermijnen? Wat is de invloed van iemands vorming er op?
Schema’s
Wat we van duizenden jaren opvoedingservaring en van zo’n honderd jaar biologische, psychologische en psychopathologische ontwikkelingskennis weten is, dat de vroegkinderlijke periode de tijd is dat mensen hun harde schijf vormen. Onze harde schijf, onze aansturing, bouwt zich op door miljarden neurologische verbindingen aan te leggen door de wisselwerking tussen ons temperament en onze sensitiviteit met datgene wat we in onze buitenwereld ervaren.
Wat we ook weten is dat we ons als kind voor onze overleving volledig afhankelijk voelen van onze ouders, de hechtingspersonen. Afhankelijk van hoe ouders met kun kinderen omgaan en hoe hun boodschappen aanvoelen, de uitgesprokene én de onuitgesprokene, vertaalt elk kind deze naar diens bedrading. Boodschappen die goed aanvoelen vertaalt het in zich op zijn gemak voelen, in zich serieus genomen voelen, in zich geliefd voelen, en zo meer. Boodschappen die naar en pijnlijk aanvoelen vertaalt het in zich onbegrepen voelen, in zich miskend voelen, in er niet toe doen, en zo meer. Het kind trekt hieruit algemene conclusies en legt deze basisgevoelens als een grondhouding in zich neer. Zo verwordt de beleving van omgang en communicatie middels cognitieve schema’s tot iemands persoonlijke aansturing. Onbewust wel te
verstaan.
De eerste grondhouding die we ons in de eerste anderhalf jaar eigen maken is of we anderen en datgene wat we in ons dagelijks leven meemaken, met vertrouwen dan wel met wantrouwen tegemoet treden. Het gaat dan al over essentiële zaken. We zien dit vertrouwen of wantrouwen steeds tot uiting komen in ons gedrag. Bijvoorbeeld in hoe we reageren op verandering, aan ons commitment, aan hoeveel verantwoordelijkheid we nemen, aan hoe we met elkaar omgaan, etc. En dit is een weerspiegeling van hoe we met onszelf omgaan. Onze relatie met onszelf gaat aan alles in het leven vooraf.
Waar begint het
Onze opvoeding is een cruciale fase, met langdurig doorwerkende effecten. Hoe voeden we onze kinderen -vanaf hun geboorte – op? Wat communiceren we met onze toekomstige leiders? Als we bijvoorbeeld kijken naar situaties, waarbij baby’s en peuters naar de dagelijkse opvang worden gebracht, wat is dan onze boodschap als we ze toch in situaties plaatsen waar ze nog (lang) niet aan toe zijn? Wat vertellen we ze als we ze daar tegen hun nadrukkelijke wil toch achterlaten? Wat veroorzaken we dan in hun gevoelsleven? Wat concludeert een kind uit zulke ervaringen? Wat zijn de effecten ervan op diens sociaal-emotionele ontwikkeling? Hoe kan een kind zulke ervaringen vertalen in zelfwaardering? In zelfrespect? In zelfvertrouwen?
Het belang van een good enough opvoeding
In tegenstelling tot de aansturing op een harde schijf in een laptop laat die in een mens zich niet makkelijk herschrijven. Wat van jongs af aan geprogrammeerd is ligt meestal tot ver in de volwassenheid behoorlijk hardnekkig vast. Wel zo prettig en nuttig als we in al onze afhankelijkheid een gezonde aansturing hebben kunnen vormen. Dan ligt er in onszelf een fundament van een gezonde grondhouding, bestaande uit een positief zelfgevoel, zelfrespect en zelfcompetentie. Een fundament waarop we kunnen doorgroeien van afhankelijk van onze ouders naar afhankelijk van onszelf, van geen verantwoording naar volle verantwoording voor onszelf, en zo meer.
Een ideale wereld, met evenwichtige volwassenen
Wat gebeurt er als we – de rechten van – het kind respecteren en dat we hun basale behoeften vervullen, in overeenstemming met hun ontwikkelingstempo? Dat we ze voorleven dat we er echt voor ze zijn. Dat ze zich als gevolg hiervan als vanzelfsprekend gewenst, geliefd, veilig en geborgen bij ons gaan voelen. Dat ze conclusies trekken zoals: mijn ouders houden van mij dus ik kan ook van mezelf houden. Mijn ouders nemen mij serieus, dus kan ik mezelf ook serieus nemen. Ik doe er voor mijn ouders toe, dus doe ik er ook voor mezelf toe. De volwassene van nu die van jongs af aan voelde dat:
- het goed is dat hij/zij er is;
- dat het goed is zoals hij/zij is;
- en dat het goed is wat hij/zij doet.
De volwassene, die opgroeiend als kind lekker in zijn vel mocht en daardoor kon gaan zitten, en die zich in lijn met zijn natuur en in balans met zijn uitdagingen evenwichtig kon gaan vormen. De persoon, die doorgroeit van onzeker de wereld verkennend naar zelfverzekerd in het leven staand. De mens, die hierdoor fouten durft te maken, risico durft te nemen en het leven in al zijn facetten aangaat. Wat een leider is deze volwassene. En omdat zij/hij diens eigen leider is, is zij/hij een bron van inspiratie en energie voor anderen. Wat lijkt me dat smullen voor de ouders die hun kroost zo grootbrengen! Wat een voldoening, wat een zingeving, wat een geluk.
Hoe zou het zijn als …
Hoe zou het zijn als we het beroep van ouder, dat van moeder en dat van vader, als allerbelangrijkste en meest waardevolle beroep erkennen en waarderen? Hoe zou het zijn als we ons leven zo inrichten dat wat we dagelijks doen ondersteunend is voor zowel onze kinderen als voor onszelf? Dat we onze kinderen op zo’n manier groot brengen, dat ze inspirerende leiders zijn, voor zichzelf én voor anderen. Bescheiden mensen die tot een hogere roeping opgewassen zijn. Die van humaniteit, in plaats van die van economie. Ouders van nu, wie doet?
consider your parenting
Finie Kuunders,
de welzijnscounselor